Voedselzekerheid

De boeren die we helpen hoeven zelden een maaltijd over te slaan en hun jonge kinderen krijgen de voedingsstoffen die ze nodig hebben om te groeien.

Niemand die voedsel verbouwt zou ooit honger moeten lijden. Toch hebben boeren vaak te maken met een 'hongerseizoen', de magere maanden die aanbreken als er van de oogst van het afgelopen jaar niets meer over is en de oogst van het volgende jaar nog niet rijp is.

Boeren die we rechtstreeks helpen hebben meer kans om het hele jaar door een constante voedselvoorraad te hebben. Ze verbouwen en kopen ook voedzamer voedsel voor hun gezin, zoals bonen, fruit, groenten en eieren, wat vooral belangrijk is voor kinderen onder de twee jaar.

"Ik begrijp nu hoe goede voeding bijdraagt aan een gezond gezin. Ik heb ook geleerd hoe ik kippen moet houden voor hun eieren. Ik voer deze eieren aan mijn zoon Joshua, waardoor hij een goede bron van eiwitten krijgt. Hij groeit gestaag in gewicht en zijn geest is actief en gezond." 

Roselyn Wawili, Bungoma, Kenya

Hoe meten we onze impact op voedselzekerheid?

We beoordelen honger aan de hand van de Food Insecurity Experience Scale van de VN. Ongeveer de helft van de boeren in de gebieden waar we actief zijn heeft te maken met matige tot ernstige honger, en 15 procent ervaart ernstige honger. In 2021 zagen we een daling van 21 procent in het aantal boeren dat ernstige honger rapporteerde nadat ze zich hadden aangesloten bij ons directe programma.

We meten ook of de kinderen van onze klanten voedzame voeding krijgen. In 2021 steeg het percentage kinderen onder de twee jaar dat voldeed aan de minimumnormen voor gevarieerde voeding met 12%, waarbij vooral de vooruitgang in Rwanda duidelijk zichtbaar is, omdat daar onze voedingsprogramma's het breedst zijn opgezet.